Achtergronden bij de oprichting

De maatschappelijke situatie van ruim 100 jaar geleden maakt het alleszins begrijpelijk dat er omstreeks 1915 – 1916 behoefte bestond aan het creëren van een extra band tussen de in Zuid-Limburg wonende en werkende ingenieurs naast de professionele band.

Door de geografische ligging van de streek, die bijvoorbeeld betere verbindingen had met België en Duitsland dan met de rest van Nederland. leefde men van oudsher relatief geïsoleerd van de rest van Nederland. In de periode 1853 tot en met 1861 kreeg Maastricht treinverbindingen met Aken, Hasselt en Luik. Pas vanaf 1868 was het mogelijk vanuit Maastricht per trein het centrum en westen van het land per spoor te bereiken. Na 1912 werd het reizen per trein vanuit het zuiden naar grote Hollandse steden qua reistijd bekort door de aanleg van de verbinding Roermond-Weert- Eindhoven, maar het nabije buitenland bleef toch beter en sneller bereikbaar. Als gevolg van deze situatie was de bevolking sterker georiënteerd op steden als Luik en Aken dan op de rest van Nederland  Dit verklaart mede waarom een deel van de in Zuid-Limburg opgroeiende aanstaande ingenieurs de voorkeur gaf aan een studie aan de Technische Hogescholen in bovengenoemde steden en Leuven boven de toenmalige ingenieursopleiding in Delft.

Rond 1910 tekende zich op talrijke gebieden een aanzienlijke technische vooruitgang af: elektrificatie, telefonie, luchtvaart, weg- en waterbouwkundige werken en kolenmijnbouw. Het toenemend autoverkeer vergrootte de mobiliteit. Ten gevolge van de technische vooruitgang nam het aantal in Zuid Limburg werkzame ingenieurs sterk toe.

Deze waren voornamelijk afkomstig van buiten de provincie, hadden in de regio weinig of geen familiebanden en maakten gebruik van culturele mogelijkheden in het naburige buitenland. Toen in 1914, door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, de landsgrenzen werden gesloten en de traditionele contacten wegvielen, voelde deze groep van ingenieurs het isolement ongetwijfeld extra sterk. Het was in die periode van verstoorde culturele contacten, toenemend isolement, oorlogsdreiging, maar ook van technische vooruitgang dat het idee rijpte een regionale ingenieursvereniging op te richten.