Industrialisatie Maastricht

Van oorsprong is Zuid-Limburg een agrarisch gebied. Weliswaar werd er al sedert eeuwen steenkool gewonnen nabij de Abdij Kloosterrade (Rolduc), doch industriële bedrijvigheid, op weliswaar beperkte en ambachtelijke schaal, werd slechts aangetroffen in en rond Maastricht, voornamelijk ten behoeve van de vesting en het garnizoen.

De afscheiding in 1830 van België met het reeds langer geïndustrialiseerde Wallonië – in het bijzonder het Luikse gedeelte – is ongetwijfeld van grote invloed geweest op de industriële ontwikkeling van Zuid-Limburg. Het noordelijk deel van het Koninkrijk der Nederlanden concentreerde zich meer op handel en scheepvaart en had nog weinig belangstelling voor investeringen in deze uithoek van het land.

De Belgische industriëlen, kapitaalbezitters en banken toonden echter meer interesse. Het waren dan ook hoofdzakelijk Belgische initiatiefnemers en kapitaalverschaffers die in het midden van de negentiende eeuw de industrialisatie in en rond Maastricht op gang brachten. Maastricht was van oudsher een belangrijke stad. Enerzijds gelegen op een kruispunt van verharde hoofdwegen – onder andere aan de weg Antwerpen – Keulen – en anderzijds met goede waterverbindingen via de Maas en de Zuid-Willemsvaart. Het is dus begrijpelijk dat Belgische ondernemers deze stad, die voor hen relatief ‘dichtbij huis’ was gelegen, als vestigingsplaats kozen. Bovendien heerste daar in die tijd grote werkloosheid waardoor goedkope arbeidskrachten in ruime mate aanwezig waren. Maastricht groeide hierdoor uit tot het belangrijkste industriële centrum van Nederland. De rest van ons land zou pas rond de eeuwwisseling volgen. Maastricht had dan ook sedert 1804 een Kamer van Koophandel, de eerste van Nederland.

SPHINX

Aan de wieg van het Maastrichtse industrialisatieproces stonden in 1816 de textielfabrikant Jan Pieter Hanckar (1794-1866), en ruim tien jaar later Petrus Regout (1801-1878) en zijn jongere broer Thomas Regout (1805-1862). Petrus was in zijn tijd, naast Hanckar, de enige ondernemer en werkgever van betekenis. In 1834 startte hij al met een glas- en kristalfabriek en in 1836 stelde een erfenis hem in staat een aardewerkfabriek te beginnen. Succes bleef niet uit, want snel werden zijn producten bekroond op internationale tentoonstellingen en plaatste Koning Willem II bestellingen. Zo ontstond de SPHINX.

KNP

Thomas Regout, was overigens vanaf 1834 in Maastricht mede-eigenaar en directeur van een spijker- en draadnagelfabriek voor de scheepsbouw en spoorwegen. Toen in 1850 door Belgische ondernemers de KONINKLIJKE NEDERLANDSE PAPIER FABRIEKEN KNP te Maastricht werden opgericht onder de naam C.V. LHOËST-WEUSTENRAAD en CIE, behoorde Regout tot de stille vennoten.

Naast de eerder genoemde voordelen van vestiging van industriële ondernemingen in Maastricht waren er voor de papierfabriek nog enige andere factoren van belang. In die tijd was er namelijk in Nederland een uitvoerverbod voor lompen, toentertijd vrijwel de enige grondstof voor papierfabricage. In Nederland was een ruim aanbod van geschikt materiaal, mede door het voorhanden zijn van afval van touw en zeilen uit de scheepvaart. Bij de bouw van de papierfabriek werd dan ook begonnen met de constructie van een ‘lompenopslagloods’, die meteen rijkelijk kon worden gevuld. Bijkomende omstandigheden voor vestiging in Maastricht waren de goede kwaliteit van het bronwater – wat het maken van ‘wit’ papier mogelijk maakte – en de lozing van afvalwater op de Maas. Tenslotte moet worden vermeld dat onder de aan te trekken arbeidskrachten er enkelen waren die ervaring hadden met de vervaardiging van papier. Onder andere langs de Jeker heeft een aantal kleine papiermolens gestaan die één voor één failliet gingen door de opkomst van de stoommachine als krachtbron.

SPHINX-CÉRAMIQUE

Kort na elkaar werd Maastricht medio 19e eeuw verrijkt met nog twee nieuwe aardewerkfabrieken. Een daarvan werd opgericht door Clermont en Chainaye in 1851. De zwagers Clermont en Chainaye leefden in onmin met Petrus Regout. Ze beoogden de porselein- en aardewerk fabricage van Regout te ondermijnen met het stichten van een eigen fabriek.

Een crisis in 1857 bracht hen echter in dusdanige moeilijkheden dat zij besloten hun bedrijf over te doen aan een gelijktijdig opgerichte commanditaire vennootschap die in de volksmond later Céramique zou gaan heten. 100 Jaar later, – in 1957 – fuseerden de aartsrivalen tot SPHINX-CÉRAMIQUE. In 2015 is het laatste restje van SPHINX uit Maastricht verdwenen.

MOSA

Het geslacht Regout doet in het kader van industrialisatie opnieuw van zich spreken in 1883, als Hubert Gerard Louis Regout (1832-1905) een fijnporselein- fabriek sticht. Hij doet dat onder de naam Louis Regout en Zn. Het bedrijf bestaat nog steeds onder de naam MOSA.

De porseleinafdeling is inmiddels afgesplitst en de productie vindt nu plaats door Maastricht Porcelein, de enige onderneming in de Benelux die op industriële schaal porseleinen serviesgoed maakt. MOSA concentreert zich verder op de fabricage van tegels.

ZINKWIT

In 1871 richtte de Luikse ingenieur Georges Rocour, een van de Belgische pioniers die de industrialisatie van Limburg en Zuid-Nederland in het algemeen sterk hebben bevorderd, in Eijsden een zinkwitfabriek op. In 1879 werd in Maastricht eveneens een zinkwitfabriek gevestigd.

Zij stond onder dezelfde directie, maar waren juridisch gescheiden. In 1895 werd uit deze combinatie de NV MAASTRICHTSE ZINKWITMAATSCHAPPIJ geboren, die zich ontwikkelde tot een industrie met vertakkingen in vele delen van de wereld. Nadat het bedrijf in handen kwam van de Belgische ‘Vieille Montagne’ heeft het zich verder kunnen ontwikkelen, vanaf 2001 onder de naam Umicore Nederland. Ze is nog steeds een van de grootste productielocaties in Europa voor zinkoxide. In 1961 werd er overigens door ‘ZINKWIT’ in Eijsden een silicatenfabriek voor de productie van zeolieten geopend. Deze heet nu PQ Silicas, een onderdeel van een wereldconcern van specialistische anorganische chemicaliën en katalysatoren.

ENCI

Tussen 1916 en het begin van de twintiger jaren werden door Nederlandse ondernemers verschillende technische plannen uitgewerkt om cement te maken op basis van de Maastrichtse mergel afkomstig van de Pietersberg.

De plannen leden echter schipbreuk omdat er niet voldoende Nederlandse kapitaalverschaffers te vinden waren en regeringssteun eveneens ontbrak. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het gemis aan een eigen cementindustrie sterk gevoeld. Het waren tenslotte wederom Belgische industriëlen, en in dit geval ook een Zwitserse participant, die het mogelijk maakten dat op 15 juli 1926 de NV EERSTE NEDERLANDSE CEMENT INDUSTRIE (ENCI) werd opgericht, Aan het driehoofdige ‘comité de direction’ werd als vierde directeur toegevoegd het

VIZL-bestuurslid Ir. P.W.H. Regout. Hij had vele connecties en was voorzitter van de Kamer van Koophandel in Maastricht.

PLEM

De elektrische energie voor de cementindustrie werd aanvankelijk betrokken van een Belgische centrale, daar DE NV MIJ TOT VERKOOP VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM DER STAATSMIJNEN IN LIMBURG, die in 1909 werd opgericht, toen nog niet in de extra behoefte kon voorzien.

De eerste directeur van de Stroomverkoopmaatschappij’ (SVM), de voorloper van de PLEM, was Ir. Bellaar Spruyt, die ook in de ingenieursvereniging een voorname rol heeft gespeeld.

Foto’s: Wikipedia, Ut Mestreechter Steerke